Het was vandaag een prachtige dag, veel zon en mooie temperaturen. Hoewel ik met veel liefde wilde blijven zitten was het ook een mooi moment om naar mijn moeder te gaan. Was al even niet meer geweest door drukte en had zin haar even te zien. Aangekomen bij het verpleeghuis dat overigens prachtig in een bosrijke omgeving ligt liep ik langs de receptie rechts de gang in op weg naar de lift.
In de verte aan het einde van de gang zie ik 2 dames schuifelen. De een houd de ander vast en ze kijken mijn richting op. Nadat ze zien dat ik hun kant op loop verandert de blik van een van hen. Ze kijkt me bijna smekend aan en probeert me aan te schieten. Als ik iets geleerd heb in de afgelopen jaren dan is het dat mensen met Alzheimer veel plezier beleven aan een beetje aandacht dus ik stop en kijk de dame aan. Ze kruipt iets dichter naar me toe en steekt haar arm naar me uit.
“Wat vind ik het fijn dat u er bent” zegt ze tegen me terwijl haar hand richting mijn zij gaat.
“Kunt u mij helpen?” vraagt ze? en haar hand legt ze zachtjes op mijn zij. “Ik ga namelijk dood” zegt ze met een ernstig gezicht. Haar hand glijd langzaam over mijn zij naar mijn rug en ze kruipt nog dichter tegen me aan. Met haar andere hand wrijft ze over haar keel en herhaalt nogmaals “Ik ga dood!”
Een tikkeltje overmant door de spontane intimiteit van deze mevrouw kijk ik haar aan, en steven een ruime kop boven haar uit (en ik heb een groot hoofd!), en zeg tegen haar dat we inderdaad allemaal dood gaan maar dat het vast nog wel even duurt bij haar. “Hoe lang bent u hier?” vraagt ze aan me. “Ik ga even naar mijn moeder dus ik ben er wel een uurtje ongeveer” antwoord ik haar. Inmiddels staat ze helemaal tegen me aan en houd me stevig vast. “Wanneer bent u dan weer hier?” vraagt ze, “ik denk met een uurtje ongeveer, dan loop ik nog wel even bij u langs om te kijken of het goed gaat met u” de vrouw kijkt verschrikt en teleurgesteld op hetzelfde moment en antwoord “een uur? nee dan is het te laat, dan ben ik al dood”
Op het moment dat ik wat tegen haar wil zeggen grijpt ze me stevig vast en knuffelt me als een geliefde die ze jaren niet heeft gezien. Het enige dat ik kan doen is de knuffel terug geven en haar over de rug aaien. Ik fluister haar toe dat het allemaal goed komt en dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Ze is niet overtuigd van mijn woorden maar de knuffel lijkt haar wat meer rust te geven. Ze laat me los en vraagt of ik nog even bij haar langs kom als ik klaar ben. Uiteraard beloof ik dat en ze loopt samen met haar vriendin verwart weg zonder om te kijken.
Ik vervolg de weg naar de huiskamer waar mijn moeder zit. In de rolstoel op hetzelfde plekje. Ze heeft goed gegeten hoor ik van de verzorging en ze is “vrolijk” voor zover dat te onderscheiden is. Het gekke is dat voorheen ik alles precies wist van mijn moeder, Ik was zo vaak met haar bezig gedurende de dag dat ik elke gemoedstoestand kon inschatten. Die rol is nu overgenomen door de verzorging welke haar dagelijks meemaken.
Ze is verder in redelijke doen en kijkt me indringend aan als ik naast haar kom zitten. De indringende blik gaat over in een onderzoekende en daarna in een afwezige. Praten doet ze niet, het enige contact dat ik met haar kan maken is met het vasthouden van haar handen of met een knuffel. Soms werk het als ik iets heel absurd zeg tegen haar. Dan kijkt ze me aan en geeft me een lach waarmee ze alles wegwuift. Zo’n lach van “tsssss doe niet zo raar”
We eten een koekje en drinken wat koffie en ik luister naar wat om me heen gebeurt. Mijn vriend, de boerenman, ligt op zijn kamer. Geveld door een longontsteking en zijn situatie is zorgelijk. Terwijl ik dat hoor realiseer ik me dat mijn moeder al best veel medebewoners heeft overleefd inmiddels. Dat gekke mens met haar verkalkte hartklep. Dat gekke mens dat in een jaar afviel van 90 naar 57 kilo. Dat mens dat 20 keer viel en nooit echt serieuze schade daar aan over hield.
Haar nieuwe kamergenote verteld me dat ze mijn moeder een lieverd vind. Dat ze rustig en vriendelijk is. In de tussentijd is de nieuwe bewoonster aan de wandel. Ze loopt met een vaste lijn op de verzorgster af en vraagt of ze een sigaret mag. “Om 2 uur mag je weer” zegt ze. En eerst denk ik “ach laat dat mens toch, ze is al ziek wat kan er gebeuren als ze nog een sigaret rookt?” maar na een klein half uur is me duidelijk waarom ze dat zegt. De mevrouw in kwestie vraagt namelijk om de 2 minuten of ze een sigaret mag. Daar de verzorgster met haar mee moet om in de gaten te houden of er niets mis gaat met roken begrijp ik het “rantsoen”.
Het is sowieso fijn om te horen dat iedereen die in het verpleeghuis werkt net als de meeste bewoners mijn moeder een lief mens vinden. Dat was en is ze dus nog steeds en ook fijn dat ik niet de enige ben die dat vind 😉 Als uitsmijter heeft ze nog geluk want een vrije medewerkster komt even langs met haar puppy van 6 maanden. Ze was in de buurt en weet hoeveel de bewoners van dieren houden. Ze houd de hond in de buurt van mijn moeder, die gek was op honden, en je ziet dat ze er van geniet. De puppy likt haar in haar oren en ze giert het uit.. prachtig. Het was zo mooi om te zien dat ik niet eens de tegenwoordigheid van geest had er een foto van te maken.
En wederom laat ik haar alleen althans fysiek want in haar geest is ze dat al een hele tijd. Uiteindelijk best een mooie dag!
mooi en warm Menno
Je moeder is niet de enige lieverd.
Zij heeft deze eigenschap doorgegeven 🙂
Mooi,vol liefde geschreven.
Als iemand zo schrijft over zijn/haar moeder dan ben je een lief, warm mens.
Ik krijg er een brok van in m’n keel…
xxx
Als ik jouw blog lees, moet ik steeds aan onze eerste ” ontmoeting” denken. Via twitter deelden we 1 ding, een moeder met Alzheimer. En in een van de eerste tweets, gaf je aan, dat mijn weg nog lang zou zijn en dat ik jouw ervaringen ook zou mee maken. Wie had kunnen denken, dat mijn moeder zo snel dood zou gaan. Nu al weer twee maanden geleden. Ook deze ontmoetingen heb ik ervaren. Met weemoed denk ik er aan terug, meer tegelijkertijd met opluchting dat dat mijn wereld niet meer is.